Een van de maatregelen die zijn aangekondigd op Prinsjesdag is dat er het nodige gaat veranderen ten aanzien van de belasting op je privé vermogen. Hieronder een korte toelichting

Huidige wetgeving

De fiscus heft belasting op je privé vermogen (box 3). Of beter gezegd over het rendement/inkomen uit dit vermogen. Dit inkomen is berekend op basis van de veronderstelling dat een men een deel van dat vermogen spaart en een deel belegt. Deze combinatie van sparen en beleggen noemt men de vermogensmix.

Voor zowel sparen als beleggen is wettelijk vastgelegd welk rendement men behaalt. Hierbij houdt de fiscus géén rekening met het werkelijk behaalde rendement. Ook de werkelijke samenstelling van jouw vermogensmix laat de fiscus buiten beschouwing. De belastingdienst bepaalde deze mix voor jou. Hoe meer vermogen, hoe meer er belegd is, is de stelling.

Belastingbetalers zijn een procedure gestart over deze gehanteerde systematiek. De Hoge raad heeft hen gelijk gegeven. Het plan is om vanaf 2026 belasting te gaan heffen over het werkelijke rendement dat gerealiseerd is over de werkelijke vermogensmix.

Verbruggingswet box 3

Voor de tussenliggende jaren (2022 tot en met 2025) heeft het kabinet met Prinsjesdag de Overbruggingswet box 3 gepresenteerd. Hieronder een toelichting:

Een belangrijk verschil is dat de fiscus niet de vermogensmix meer bepaalt, maar dat de werkelijke verdeling het uitgangspunt is. Voor deze verdeling gaat de belastingdienst uit van drie vermogensbestanddelen:

  1. Spaargeld (inclusief deposito’s)
  2. Overige bezittingen
    (hier vallen beleggingen, tweede woning, verstrekte lening aan een 3e etc. onder)
  3. Schulden

Alleen wordt er vervolgens niet gekeken naar het werkelijke rendement dat je hebt behaald. Om praktische redenen valt de fiscus toch weer terug op veronderstelde rendementen (forfaits).

  1. Spaargeld
    0,01%
  2. Overige bezittingen
    5,69%
  3. Schulden
    2,46%

Op hoofdlijnen is het zo dat de hoogte van het spaargeld en de overige bezittingen wordt vermenigvuldig met respectievelijk 0,01% en 5,69%. Hier worden de schulden (na toepassing van de schuldendrempel) vermenigvuldig met 2,46% vanaf getrokken.

Belangrijk te weten is dat de eerste € 57.000 per belastingplichtige (dus voor fiscale partners 2x) is vrijgesteld. Dat is momenteel € 50.000. Vervolgens wordt er in 2023 32% over het veronderstelde rendement belast. Dit loopt ieder jaar op, zodat het tarief 34% zal zijn in 2025.

Conclusie

Hiermee heeft de fiscus een eerste slag gemaakt om de belasting op het privé vermogen rechtvaardiger te laten maken. Toch blijven er veel onduidelijkheden. Eén daarvan is dat de peildatum 1 januari blijft. Nu zou je in de verleiding kunnen komen om de overige bezittingen (o.a. effectenportefeuille) om te zetten in spaargeld. Of om geld te lenen en dit liquide te laten staan op 1 januari. Als deze omzetting aantoonbaar niet-fiscaal gedreven zijn, is er niets aan de hand. Is het wél fiscaal-gedreven en vinden deze omzettingen binnen drie maanden plaats, dan worden deze omzettingen fiscaal genegeerd. Is dit dan het moment om al je effecten te verkopen. Ik vind van niet. Hoewel de belasting op spaargeld wordt verminderd, is het rendement ook nihil. Dit kalenderjaar krijgen beleggers het behoorlijk te verduren, maar op langere termijn is bewezen dat er een goed rendement wordt gehaald. Na aftrek van belasting houd je zodoende onder aan de streep netto meer over. En dat is hard nodig gezien de huidige inflatie.

Persoonlijke opmerking

Ieder jaar actualiseer ik jouw financiële planning. In 2023 wordt deze overbruggingswetgeving hier automatisch in opgenomen en zal ik exact laten zien welke financiële consequenties deze wijziging heeft voor jouw persoonlijke situatie. Mocht je hierover nog specifieke vragen hebben, neem dan gerust contact met mij op. Ook kan je alvast de nodige informatie vinden op de site van de belastingdienst.

Scroll naar top